Bedoeld is: antroposofie in de media. Maar ook: in de persbak van de wijngaard, met voeten getreden. Want antroposofie verwacht uitgewrongen te worden om tot haar werkelijke vrucht door te dringen. Deze weblog proeft de in de media verschijnende antroposofie op haar, veelal heerlijke, smaak, maar laat problemen en controverses niet onbesproken.

maandag 29 februari 2016

Lancering


Weer veel nieuws op de website van de Antroposofische Vereniging en Motief. Eerst maar eens deze aankondiging, die u niet zal verbazen na eerdere berichtgeving hier. Al geplaatst op 18 februari, ‘3 maart feestelijke presentatie Antroposofie Magazine en Motief’:
‘Op vrijdag 4 maart is het zover: dan verschijnt het eerste nummer van Antroposofie Magazine. Met dit nieuwe blad hoopt de Antroposofische Vereniging in Nederland (AViN) een breder publiek dat in antroposofie geïnteresseerd is te bereiken. Steeds meer mensen hechten waarde aan duurzaamheid en kwaliteit en met dit nieuwe tijdschrift wil de AViN vanuit de antroposofie bouwstenen aanreiken om bewuste keuzes te maken.

Tevens verschijnt op deze dag de 200e editie van Motief. Graag nodigen we de leden van de AViN uit om dit met ons mee te vieren op donderdagmiddag 3 maart tijdens een feestelijke bijeenkomst in Café De Jaren in Amsterdam. Om 15.00 uur start de lancering van het nieuwe blad met een persconferentie en van 16.00 tot 17.30 uur is er een receptie om het verschijnen van de beide publicaties te vieren.

Café De Jaren is gevestigd aan de Nieuwe Doelenstraat 20-22 in Amsterdam. Leden die de receptie willen bijwonen, kunnen zich via deze link aanmelden.’
Vandaag kwamen er twee andere aankondigingen bij. Maar eerst ga ik naar de nieuwsberichten van Motief, want daar zitten heel aardige bij. Ook allemaal van vandaag, trouwens. Een vruchtbare dag blijkbaar, deze schrikkeldag. De eerste is ‘Prins Charles en de biologisch-dynamische landbouw’:
‘Prins Charles, His Royal Highness the Prince of Wales, sprak in een videoboodschap van 9 februari de internationale conferentie van de Italiaanse vereniging voor biologisch-dynamische landbouw toe, die van 19 tot en met 22 februari in Milaan werd gehouden:

“A message form HRH The Prince of Wales recorded at St James’s Palace on 9th February 2016 for the conference ‘Per l’economia della Terra – La nostra Casa Comune’.”

(Zie ‘3 – Videomessaggio del Principe Carlo d’Inghilterra’.)

Van Prins Charles, de duurzame troonopvolger van de Britse troon, is al lang bekend dat hij interesse heeft in de bd-landbouwmethode en deze zelf ook toepast op zijn eigen landbouwbedrijven in Engeland. Het blad Dynamisch Perspectief besteedde er tien jaar geleden al aandacht aan. De Britse pers doet er lacherig over, zoals over bijna alles wat de prins doet en onderneemt. Maar toch kan zij niet verhullen bewondering voor hem te hebben.

Het bijzondere van zijn recente videoboodschap is dat de prins expliciet Rudolf Steiner als inspirator noemt en zich uit over biodynamische landbouw, bodemvruchtbaarheid en de toekomst van ons voedselsysteem. Je kunt wel zeggen dat hij warme banden heeft met de biodynamische beweging. Hij legt helder uit waarom de industriële landbouw onhoudbaar is en pleit voor aandacht en navolging van de biodynamische beweging.

Ook hij en de hoofd tuinman van zijn boerderij in Highgrove hebben zich door de ideeën van Rudolf Steiner laten inspireren, zo vertelt hij. De conferentie in Milaan werd in samenwerking met de universiteit Boccini aldaar georganiseerd en had als thema “Over de economie van de aarde – ons gezamenlijke thuis”.’
Het tweede nieuwsbericht ligt een beetje in dezelfde lijn, ‘Sting krijgt prijs voor zijn bd-wijn’:
‘De bekende popzanger Sting (voorheen zanger van The Police) heeft er een prijs bij. Niet voor een van zijn popsongs, maar voor een biodynamische wijn. Die weliswaar vernoemd is naar een van zijn songs, “Sister Moon”.

In april viert de Italiaanse wijnbeurs Vinitaly in Verona het jubileum van zijn vijftigjarige bestaan. Stings bd-wijn uit 2011 zal dan door critici van het prestigieuze tijdschrift Wine Spectator op de OperaWine 2016 worden geprezen als een van de Top Honderd wijnen van Italië.

Sting heeft dan ook gerenommeerde wijnbouwers en -adviseurs aan zijn zijde, zoals Paolo Caciorgna, Paolo Rossi, Daniel O’Donnell en Alan York. De laatste is zijn hoofdadviseur voor bd-wijnen; Alan York was vier jaar lang President of the Biodynamic Farming and Gardening Association of North America.

Het oude wijngoed Il Palagio ten zuiden van Florence leerden Sting en zijn vrouw Trudie Styler in 1999 kennen; destijds was het volledig vervallen. Zij bouwden het opnieuw op en uit, over een gebied van 375 ha volledig biologisch en biodynamisch bebouwd, met een landwinkel met groenten, fruit en worst. Deze producten kunnen nu zelfs online worden besteld.

OperaWine is een samenwerkingsverband tussen Vinitaly en Wine Spectator en beleeft in 2016 zijn vijfde editie.’
Het derde bericht heeft een heel ander onderwerp, ‘Economie – de wereld als één economie’:
‘Dat Rudolf Steiner eigenlijk een maatschappijvernieuwer en zelfs econoom was, weten we al sinds oktober 2014. Toen werd namelijk landelijk een 24 pagina’s tellende krant verspreid, “Rudolf Steiner als maatschappijvernieuwer”.

In vervolg daarop verschijnt in maart het boek met voordrachten van Rudolf Steiner over Economie – de wereld als één economie. Uitgever Nearchus schrijft over deze uitgave:

“Het is, naast Rudolf Steiners De kernpunten van het sociale vraagstuk de belangrijkste bron voor het begrijpen en in de actualiteit vertalen van de sociale driegeleding.

In de 14 voordrachten en 6 vraag- en antwoordbijeenkomsten ontwikkelde Rudolf Steiner zijn nieuwe benadering van de economie: de economie is dynamisch en steeds in beweging; wordt beïnvloed door het gedrag van de mens binnen én buiten de economie en is bovendien een activiteit waar de mens zelf deel van uitmaakt – bepaald geen eenvoudig ‘onderzoeksobject’ dus. Om de economie te kunnen begrijpen, en meer nog dan dat: om de economie zó vorm te geven dat deze gezond functioneert, is een levendig, beweeglijk denken nodig.

In de cursus maakte Rudolf Steiner zijn toehoorders vertrouwd met deze nieuwe benadering en introduceerde daarnaast gezichtspunten en inzichten over allerlei thema’s die ook vandaag nog actueel zijn: eerlijke prijsvorming, de verschillende kwaliteiten van geld, het scheppen van een organische geldkringloop, samenwerken in plaats van concurreren, het beheer van grond en bodemschatten, de rol van de consument, geldschepping, arbeid en inkomen: al deze vraagstukken komen aan bod en verschijnen hier in een samenhang die een basis biedt voor een samenleving waarin vrijheid, rechtvaardigheid en solidariteit geen loze kreten maar leidende en praktische principes zijn.”

Om bekendheid te geven aan deze belangrijke uitgave wordt in maart en april de campagne “Rudolf Steiner, econoom” gevoerd, waarmee de inhoud van het boek naar verschillende plekken wordt gebracht. Zodat overal goedwillende en weldenkende mensen met echte belangstelling voor de taaie maar enige gezonde benadering van de economie, zoals die in dit boek te vinden is, er kennis mee kunnen maken. Uitgeverij Nearchus CV en de Arnaud Joannes Stichting organiseren verspreid over heel Nederland 22 bijeenkomsten waarin thema’s uit de associatieve economie aan bod zullen komen. In bibliotheken, bedrijfskantoren, scholen, kerkjes, huiskamers, hotels, cursuscentra en op de boerderij (zie Activiteiten boek Economie).

Rudolf Steiner, Economie – de wereld als één economie. Nearchus CV. Paperback, genaaid, 317 pagina’s, € 25,00 ISBN 9789492326034. 14 voordrachten en een bewerking van zes vraag- en antwoordbijeenkomsten (uit GA 340 en 341), vertaling Frans Wuijts, voorwoord Christopher Houghton Budd, nawoord van de vertaler en een slotartikel van John Hogervorst (eindredacteur).

(De grote illustratie is afkomstig van de website Bontepels.)
In december verscheen op de website van Uitgeverij Nearchus ‘Een engel in de economie’:
‘Gelooft u in engelen? Wat denkt u dat een engel zou doen, zou hij vandaag op aarde zijn?

Volgens Rudolf Steiner zit er voor de engelen in onze tijd maar één ding op:

“(…) er is niets dat niet economisch bekeken kan worden. Alles, tot in de hoogste domeinen, moet vanuit een economisch gezichtspunt bekeken worden. Als er nu een engel op de aarde zou afdalen, dan zou hij ofwel alleen in een droom verschijnen en niet in staat zijn iets te veranderen; of hij zou verschijnen aan de mensen die wakker zijn en zou in het economische leven binnen komen. Hij zou niet anders kunnen.”

Dit kleine fragment is deel van een vraag- en antwoordsessie die Rudolf Steiner in 1922 hield in het kader van zijn voordrachtenreeks over economie. Veertien voordrachten en zes vraag- en antwoordbijeenkomsten lang, ontvouwde hij zijn inzichten over de economie én legde de bodem voor een geheel nieuwe benadering van de economie.

Wát een tragiek dat deze inhoud grotendeels veronachtzaamd is gebleven. Wanneer de associatieve economie (Rudolf Steiners benadering van de economie) beter zou zijn opgenomen zou de mens een heleboel rampspoed bespaard zijn gebleven.

Maar we hoeven niet bij de pakken neer te zitten. Steiners inzichten én zijn benadering van de economie zijn zelfs actueler dan ooit en bieden ieder die dat wil de mogelijkheid om werkelijk tot een oordeel te komen over vragen als arbeid en inkomen, fair trade, verdeling van welvaart, geld en geldschepping, de rol van de banken, financiële speculatie – en veel meer.

Wij zijn ontzettend blij dat we u kunnen aankondigen dat over enkele weken een vertaling (van Frans Wuijts) van Wereldeconomie – de wereld als één economie zal verschijnen. Voor ons de belangrijkste uitgave in ons ruim 25-jarig bestaan!

En misschien las u het al: in het december/januarinummer van Motief werd al aandacht besteed aan deze uitgave door de publicatie van een deel van het Nawoord van de vertaler.

Open hier het artikel uit Motief: Wereldeconomie – Motief

afbeelding boven: Engel (Liesbeth Takken)’
Het heeft dus iets langer geduurd. Maar nu is het dan toch zover. Ik had nog twee aankondigingen vandaag, schreef ik. Dit is ‘De mens tussen onder- en bovennatuur’:
‘Wij, de coördinatoren van de Hogeschoolsecties, nodigen u graag uit mee te doen met de dag van de Hogeschool. Het thema is: de mens tussen onder- en bovennatuur. Centraal staat de vraag: hoe verbinden we ons zo met de geestelijke dimensie van het leven, dat de techniek waarmee we te maken hebben een zinvol instrument wordt, in plaats van iets dat met ons op de loop gaat? U krijgt drie interessante inleidingen en u kunt ’s middags in een themagroep werken aan inhoudelijke verdieping en meedenken over hoe dit thema verder opgepakt kan worden. Zowel in uw individuele leven, als in het werk van de hogeschool. – Zie voor nadere informatie onze digitale flyer. We zien u graag op 9 april!

Geert Groote College, Fred. Roeskestraat 82, Amsterdam. Kosten: € 25.’
En dit is ‘Landelijke bijeenkomst vrijeschoolpedagogen in Den Haag en Nijmegen’. U moet weten dat traditiegetrouw weinig naar buiten komt of zelfs maar gebeurt op het gebied van de pedagogie en de Antroposofische Vereniging. Dat speelde al helemaal aan het begin van deze weblog, nu bijna acht jaar geleden. Maar zie daar, men roert zich opnieuw:
‘Landelijke bijeenkomst voor vrijeschoolpedagogen uit Nederland en België. “Op zoek naar het geheim”. Over kind en karma.

14 april 2016: De Vrije School Den Haag (Abbenbroekweg) 17.00-20.45 uur
21 april 2016: Karel de Grote College Nijmegen 17.00-20.45 uur

Ook dit jaar nodigt de pedagogische sectie alle vrijeschool-leerkrachten uit Nederland en België uit voor een landelijke pedagogische vergadering.

Vorig jaar sprak Jaap van de Weg in Den Bosch en in Almelo over de vier kwaliteiten van het etherlichaam en gaf hij ons als leraren oefeningen mee om die kwaliteiten te verzorgen. Dit jaar hebben we in een van de werkgroepen van de Pedagogische Sectie met hem gewerkt aan een door hem ontwikkelde manier om een kind te bespreken. Vandaar ontstond de vraag voor de lezing voor deze bijeenkomsten:

Iedere morgen wordt op de meeste scholen de tekst van Rudolf Steiner uitgesproken: “Uit de geestelijke wereld, is dit kind tot u afgedaald. U hebt zijn raadsel te ontsluieren, van dag tot dag, van uur tot uur.” Hoe kunnen we nu dichter bij dit raadsel, dit geheim komen? We kunnen als leerkracht de kinderen in hun fysieke gestalte, hun beweging, gedrag, temperament, constitutie, en andere facetten waarnemen. Maar wat verbergt zich achter al die aspecten? En waarom komt een kind de hindernissen tegen die hij tegenkomt, welk karma brengt hij met zich mee? En niet te vergeten: wat is mijn rol daarbinnen?

Jaap van de Weg gunt ons een inkijkje op de krachten achter het zich ontwikkelende kind. In zijn verhaal reikt hij ons handvaten aan in een vreugdevolle zoektocht naar het wezenlijke.

We hopen velen van u op deze dagen te begroeten!

Met vriendelijke groet,
Annemiek Geertsma, Frans Lutters en Lot Hooghiemstra,
coördinatoren van de Pedagogische Sectie van de Antroposofische Vereniging

Programma

17.00 uur Inloop met soep, koffie en thee (neem zelf een broodmaaltijd mee)
17.45 uur Welkom
18.10 uur Lezing door Jaap van de Weg
19.10 uur Koffie, thee en gesprek in kleine groepen
19.45 uur Intermezzo
20.00 uur Vragen en gesprek
20.30 uur Afsluiting

Donderdag 14 april 2016, De Vrije School Den Haag, Abbenbroekweg 7, 2597NT Den Haag. Inschrijven tot 6 april

Donderdag 21 april 2016, Karel de Grote College, Wilhelminasingel 13-15, 6524 AJ Nijmegen. Inschrijven tot 13 april

Deelname is alleen mogelijk bij vooraf inschrijven en betaling voor 6/13 april. Kosten: € 17,50 pp, inclusief soep met stokbrood. Gelieve zelf een broodmaaltijd mee te nemen. Bij vragen kunt u ons bereiken via pedagogische.sectie@gmail.com. Onder vermelding van: 1. Landelijk pedagogische vergadering (LPV). 2. Naam van uw school. 3. Plaats van deelname: Den Haag of Nijmegen. Inschrijving is pas geldig na betaling.’
Dan heb ik hier een andere lancering. Op 19 februari berichtte De Nieuwsbode Zeist ‘Kinderboek begint op Kersbergenplein in Zeist’:
‘Martijn Niemeijer bracht zijn jeugd door in Zeist. Hij bezocht de Vrije School en de Stichtse Vrije School.

Sinds deze week ligt het kinderboek “Wat niemand ziet” in de boekhandels. Het is het debuut van Martijn Niemeijer die zijn kindertijd in Zeist doorbracht. De magische manier waarop kinderen kijken fascineert hem. Het eerste idee voor “Wat niemand ziet” begon met de betovering die de elfjarige Ros ervaart als ze onder een grote kastanjeboom pas gevallen kastanjes vindt.

“Ja, die kastanjes. Dat is een zeer levendige herinnering aan de kastanjebomen bij het Kersbergenplein. Ik fietste er als tienjarig jongetje langs en ineens zag ik ze liggen doordat er een paar op straat waren gerold. Het was letterlijk zo’n filmshot waarin ik remde, eerst onder mijn fiets op de grond tuurde en toen vol verbazing de weg omhoog volgde, naar waar die enorme schatten vandaan kwamen. Dat ontzag dat zoiets moois zomaar uit de bomen kon vallen, als goud uit de hemel. Ik kon het niet geloven. Eerst keek ik alleen maar, daarna werd ik zo hebberig van die glimmende kastanjes, dat ik mijn zakken vol propte en er zelfs nog wat in mijn capuchon mee naar huis nam.”

Meisje van 11

Niemeijer raakt opnieuw enthousiast als hij erover vertelt. Hij dacht een verhaal uit over een elfjarig meisje dat dagelijks uren door de stad dwaalt en kunstwerkjes maakt van alle dingen die mensen weggooien: oude tennisballen, sigarettenpakjes, haarelastieken, bierblikjes, kapotte brillen, oude sleutels. Afvaltuintjes noemt Ros ze. Ze versiert ze met haar kastanjes en ontdekt een paar dagen later dat iemand van haar kastanjes met wat ijzerdraad kleine dieren heeft gemaakt. Al tijden is ze alleen en nu heeft ze zomaar een onzichtbare vriend.

Poëtische kant

“Dit is de poëtische kant van het verhaal,” legt Niemeijer uit. “Er begint een gesprek via briefjes en allerlei voorwerpen tussen twee mensen die door de stad zwerven. Wie is deze onbekende vriend? Zullen ze elkaar ook echt ontmoeten? De andere, uiterst dramatische kant ontstond toen ik me afvroeg waarom Ros zo door de stad dwaalt. Ze vlucht voor iets, dat kan niet anders.”

Het is zowel een dramatisch als hoopvol poëtisch boek geworden. Volgens Gouden Griffel-winnares Mireille Geus, die het eerste manuscript las: “Dit verhaal is een ode aan de fantasie, de kracht die uitgaat van het scheppen van je eigen werkelijkheid.”

Het boek: Martijn Niemeijer; Wat niemand ziet; E 13,99 (9+) ISBN 978 90 258 6963 2’
Op dezelfde 19 februari plaatste Lieven Debrouwere op zijn weblog ‘Vijgen na Pasen’ het artikel ‘Geloven en bewijzen’:
“Antroposofen geloven dat de werkelijkheid een geestelijke dimensie heeft én dat het mogelijk is die dimensie wetenschappelijk te onderzoeken, net zoals dat met de materiële dimensie gebeurt. Het woordje ‘geloven’ is hier belangrijk, want het is niet zo dat antroposofen die geestelijke dimensie kunnen waarnemen. Ze nemen het bestaan ervan aan als een wetenschappelijke hypothese die ze vervolgens proberen te bewijzen. Dat ‘bewijzen’ verloopt uiteraard anders dan in de gewone wetenschap, die zich exclusief richt op de materiële werkelijkheid. De onderzoekende geest plaatst zich daar buiten de werkelijkheid die hij onderzoekt, want die werkelijkheid wordt geacht louter materieel te zijn. Een geesteswetenschap als de antroposofie daarentegen plaatst zich NIET buiten de onderzochte werkelijkheid, maar beschouwt zichzelf als een onderdeel ervan. Bewijzen kunnen hier geen louter materieel karakter hebben, ze moeten ook geestelijk van aard zijn. Ze staan met andere woorden niet los van de onderzoeker, zoals dat het geval is met een formule of een experiment, maar maken deel van hem uit, in de vorm van een persoonlijke en zelfs intieme beleving of ervaring.

De reguliere, materialistische wetenschapper ontwikkelt een formule of zet een experiment op, en in theorie kan iedereen die formules narekenen of het experiment nadoen. Die herhaalbaarheid geldt dan als bewijs van de hypothese. Met de persoon van de wetenschapper of zijn ‘controleurs’ heeft dat bewijs niets te maken: het is van volkomen onpersoonlijke aard. In de geesteswetenschap ligt dat anders, want in tegenstelling tot de materiële wereld is de geestelijke wereld WEL persoonlijk van aard. De ‘bewijzen’ voor die wereld kunnen dus alleen bestaan uit persoonlijke waarnemingen, belevingen of ervaringen. Zo’n persoonlijke ervaring kan echter niet worden doorgegeven zoals een formule of experimentele opstelling in de gewone wetenschap. Toch is er geen wezenlijk verschil, er is alleen een verschil in moeilijkheidsgraad. Wanneer een reguliere wetenschapper een bewijs heeft gevonden, dan kan hij dat doorgeven aan anderen. Een e-mailtje volstaat. Maar die anderen moeten dat e-mailtje wel willen openen en zij moeten ook het bewijs willen controleren of het experiment herhalen, en zij moeten het ook nog eens ‘verwerken’, anders blijft het een dode letter en is er niks bewezen.

In de geesteswetenschap is het niet anders. Rudolf Steiner heeft ons een indrukwekkend aantal onderzoeksresultaten meegedeeld, inzichten die hij (voor zichzelf) ‘bewezen’ heeft door ze persoonlijk te ervaren. Tegelijk heeft hij ook verteld hoe we tewerk moeten gaan om die inzichten ook zelf te kunnen ervaren, zodat ze ‘bewezen’ worden. Dat is in wezen geen andere praktijk dan in de reguliere wetenschap, want die bezit ook haar werkwijze en als we die niet kennen of niet willen toepassen, dan kunnen we nooit de meegedeelde formules narekenen en kan er ook niets bewezen worden. Deze wetenschappelijke werkwijze of methode hebben mensen gedurende eeuwen met heel veel moeite en inspanning ontwikkeld. Die inspanningen hebben hen langzaam veranderd, en vandaag veranderen ze de mens zelfs zeer snel nu iedereen zowat zijn hele jeugd besteedt aan het zich eigen maken van de wetenschappelijke manier van denken. Dat rationele, wetenschappelijke denken is voor de moderne mens tot een tweede natuur geworden. En als hij in contact komt met bijvoorbeeld moslim-immigranten dan kan hij vaststellen dat deze mensen die tweede natuur niet (in dezelfde mate) bezitten.

De (gewone) wetenschap heeft de mens dus heel geleidelijk veranderd. Dat zal ook gebeuren met de geesteswetenschap als zij aanvaard en beoefend wordt: zij zal in de loop der tijden tot een tweede natuur worden. En juist omdat zij veel persoonlijker van aard is dan de onpersoonlijke materialistische wetenschap, zal zij de natuur van de mens grondiger veranderen dan de gewone wetenschap. Rudolf Steiner was daar een treffend voorbeeld van. De man was een wetenschapper, een denker die over een duizelingwekkende wetenschappelijke kennis beschikte. Hij kon met kennis van zaken spreken met wetenschappers van iedere discipline, of het nu de natuurwetenschap was, de geneeskunde, de landbouwwetenschap of de esthetica. Toch was de man geen klassieke professor of boekenwurm. Uit de verhalen komt hij naar voor als een eenvoudig en warmhartig mens die net zo goed kon spreken met boeren en arbeiders als met universiteitsprofessoren. Hij was een echte uomo universale. Hij wist niet alleen ontzettend veel, hij kon ook ontzettend veel, en hij was ontzettend veel. Hij was in de allereerste plaats een liefdevol mens: dát was het essentiële ‘bewijs’ van zijn antroposofie.

De onderzoeksresultaten van de geesteswetenschap (die tot nog toe grotendeels het werk zijn van Rudolf Steiner) kunnen dus wel degelijk bewezen worden. Maar daarvoor moet men natuurlijk bereid zijn zelf de onderzoeksmethode toe te passen waarvan zij het resultaat zijn, anders kunnen die resultaten niet ‘herhaald’ worden en zelf ervaren worden. Is de antroposofische onderzoeksmethode moeilijker dan de regulier-wetenschappelijke methode? Voor ons moderne mensen: alleszins. Wij worden vandaag al geboren met een natuur die reeds voor een stuk gevormd is door eeuwen wetenschapsbeoefening en rationeel denken. Daar komt nog eens bij dat ieder modern leven vandaag begint met een zeer doorgedreven wetenschappelijke training op de schoolbanken. En dan nóg is wetenschap voor ons heel moeilijk en inspannend. Hoe moeilijk moet het dan niet zijn om ons een volledig nieuwe methode eigen te maken, die bovendien nog strijdig lijkt met de reguliere wetenschappelijke methode. Het vergt al een zelfoverwinning om te geloven in die methode en ze te willen toepassen.

Geloven is essentieel voor de antroposofische methode. Zonder geloof kan er helemaal niets bewezen worden. Waarom had Rudolf Steiner (zoveel) leerlingen die bereid waren zijn onderzoeksmethode toe te passen en zijn resultaten uit te proberen, ook al stonden ze haaks op alles wat in zijn (zeer materialistische) tijd als juist en zinvol werd beschouwd? Omdat zijn leerlingen in hem geloofden. Omdat hijzelf, als mens, het levende bewijs was van de geesteswetenschap die hij onderwees. Rudolf Steiner belichaamde de antroposofie. En dat moet ook het doel zijn van iedere antroposoof: de antroposofie belichamen, een levend bewijs worden voor de antroposofische inzichten, zodat ook andere mensen ze zich eigen willen maken. Dat maakt meteen duidelijk dat de geesteswetenschap nog in haar kinderschoenen staat. Er is nog maar een fractie ‘bewezen’ van de antroposofische ‘hypothesen’, in die zin dat er nog maar weinig antroposofen zijn die in zichzelf zoveel bewijzen hebben verzameld – lees: de abstracte antroposofische inzichten tot persoonlijke ervaringen en belevingen hebben gemaakt – dat ze hun menselijke natuur voldoende hebben veranderd om ook voor anderen ‘bewijskracht’ te hebben.

Er zijn zelfs antroposofen die, door hun gedrag en aard, bewijs lijken te voeren tegen de antroposofie en die een zeer onaangename indruk maken door hun sektarisme en fanatisme. Daarmee raken we een cruciaal punt aan: de antroposofie noemt zichzelf niet voor niets een wetenschap: zij berust op het rationele denken van de mens. De belevingen en ervaringen die de antroposofische inzichten ‘bewijzen’ moeten steunen op helder inzicht. Hoe overtuigend een antroposoof ook is door zijn persoonlijke manier van zijn, hij moet altijd in de eerste plaats een nuchter en rationeel mens zijn. Dat is de hoeksteen van zijn wezen. Anders is hij een reus op lemen voeten, en is zijn ‘bewijskracht’ van twijfelachtige of zelfs bedrieglijke aard. Er zijn veel effectievere en snellere methoden om in contact te komen met de geestelijke dimensie van de werkelijkheid dan de antroposofische. Deze laatste vertrekt namelijk van het nuchtere, rationele denken en dat is de traagste en moeizaamste manier om tot ‘bewijzende belevingen’ te komen. Maar het is wel de zekerste en betrouwbaarste, want het is een methode die de vrijheid van de mens vrijwaart. En dat is het allerbelangrijkste.”
Er kwamen interessante reacties op, inmiddels al achttien. Op 22 februari volgde ‘Geestelijke hongersnood’, nog zo’n typische, persoonlijke Debrouwere-tekst:
“Het materialisme heeft een belangrijke rol gespeeld (en speelt die nog altijd) in het verwerven van de menselijke vrijheid. Door zijn gebondenheid aan de materie kan de geest van de mens individueel worden, dat wil zeggen zich afzonderen van de Al-geest. Zonder fysiek lichaam zou hij daar nooit in slagen. Maar de mens betaalt een prijs voor die vrijheid: naarmate hij materialistischer wordt, groeit zijn honger naar de geest. Vroeger werd die geestelijke honger gestild door de religie, maar die verloor gaandeweg haar kracht en kan de mens vandaag niet meer voeden. Ook de kunst – in onze moderne wereld het enige echte contact met de geest – kan dat niet meer. Het gevolg is een razende geestelijke honger. Maar aangezien je niet kunt hongeren naar iets waarin je niet meer gelooft zoekt de moderne mens op een omgekeerde, negatieve manier naar geestelijk voedsel: hij keert zijn ontwikkeling als het ware om en ruilt zijn vrijheid weer in voor het gevoel een hoger doel te dienen en deel uit te maken van een groter geheel. Vandaar de revival van de islam, vandaar ook het ontstaan van de politieke correctheid. En daar kunnen we als derde nog de Hedendaagse Kunst aan toevoegen.

Deze drie ‘hongerbewegingen’ hebben één ding gemeen: onderwerping. Ze geven de individuele vrijheid en zelfstandigheid op in ruil voor geestelijke bevrediging. Die bevrediging is echter tijdelijk van aard. Er moet steeds meer vrijheid ingeruild worden om de geestelijke honger te stillen. Vandaar de fanatieke gedrevenheid van fundamentalistische moslims, politiek correcten en ‘hedendaagse’ kunstenaars. Zonder het te beseffen, sluiten ze een ‘pact met de duivel’: ze verkopen hun ziel in ruil voor geestelijke ervaringen en belevingen. Maar het vergaat hen zoals vele gevangenen die na de oorlog bevrijd werden uit de concentratiekampen en wier lichaam niet meer in staat was om voedsel te verteren. Ze bezweken aan datgene wat hen had moeten redden. Hetzelfde gebeurt vandaag op geestelijk vlak: de uitgehongerde ziel van de moderne mens is niet meer in staat om de geest te ‘verteren’. Wat geestelijk beleefd wordt door de overgave aan de islam, de politieke correctheid of de ‘hedendaagse’ kunst werkt als een gif in hun ziel: het drijft hun Ik eruit en diens plaats wordt ingenomen door demonen die de mens tot hun werktuig maken.

Door de geestelijke ervaringen die ze hem verschaffen, brengen de tegenmachten de mens in de waan een moreel superieur wezen te zijn en verlenen hem een magische uitstraling waar andere ‘hongerigen’ zich aan laven. Dat alles gebeurt ten koste van het Ik, dat niet in staat is om die (onbewuste) ervaringen te verwerken. Het is volgens Rudolf Steiner trouwens helemaal niet zo moeilijk om dergelijke ervaringen te hebben. Maar, zegt hij, daar gaat het in de antroposofie niet om. Het gaat om Christus: hij is het echte ‘eten en drinken’ voor de mens. Hij is de geest die zich met de materiële wereld verbonden heeft en samen met die wereld weer wil ‘opstijgen naar de Vader’. Vandaar de ‘opstanding van het lichaam’ die voor het christendom zo essentieel is. Het is de bedoeling dat de mens terugkeert naar de geest zonder zijn vrijheid en individualiteit (die hij aan dat lichaam te danken heeft) op te geven. In vroeger tijden bestond alleen de opstanding uit het lichaam: de mens die contact wilde maken met de geestelijke of goddelijke wereld trad uit zijn lichaam. Vandaag is dat niet meer mogelijk omdat de moderne mens te sterk aan zijn fysieke lichaam gebonden is geraakt. Hij moet dus samen met dat lichaam ‘opstaan’.

Dat geldt ook voor het intellectuele denken, het denken dat gebonden is aan de hersenen, het meest fysieke of ‘dode’ deel van het lichaam. Dit denken is de grondslag van de vrijheid en zelfstandigheid van de mens. Wanneer het uitgeschakeld wordt, kan de mens allerlei geestelijke belevingen hebben, niet omdat hij dan uit zijn lichaam treedt, maar omdat de geest juist in zijn lichaam treedt. Want niet alleen de mens hongert naar de geest, ook de geest ‘hongert’ naar de mens. Sinds het eind van het Kali Yuga zoekt hij contact met de mens zoals een minnaar dat doet met zijn geliefde. De goede – lees: christelijke – geesten zullen zich nooit aan de mens opdringen en zijn vrijheid in het gedrang brengen, maar de kwade geesten houden daar geen rekening mee. Ze aarzelen niet om de naar geest hongerende mens te ‘verkrachten’ en hem te ‘vullen’ met allerlei geestelijke ervaringen die hij niet kan verteren en die zijn ziel vergiftigen. De beste manier om dat te voorkomen is: nuchter en rationeel blijven denken. Daarom gaat de antroposofie uit van het intellectuele, lichaamsgebonden denken van de mens en ze wil dat denken niet inruilen voor welke spirituele beleving dan ook.

Antroposofen willen (althans in principe) de geestelijke wereld niet betreden zonder het bewuste denken dat hun vrijheid waarborgt. En dus moeten ze dat denken stap voor stap vergeestelijken. Dat gebeurt in eerste instantie door het te verbinden met het gevoelsleven – dat staat immers een stuk dichter bij de geest dan wat zich enkel in het hoofd afspeelt. Maar het gevoelsleven is voor het rationele denken wat water is voor zout: het lost dat denken op. De golvende ‘etherische’ aard van de gevoelens werkt desintegrerend op de ‘minerale’ kristalstructuur waaraan het intellectuele denken zijn helderheid te danken heeft. Om die helderheid niet te verliezen moet het denken enerzijds die structuur versterken en ze anderzijds beweeglijker maken. Het moet bij wijze van spreken leren ‘zwemmen’. Dat kan op twee manieren: door meteen in het diepe te springen of door eerst te oefenen in laag water. Het ‘diepe’ is de concrete, levende werkelijkheid. In rechtstreeks contact daarmee leert men het snelst zwemmen, maar loopt men ook gevaar te verdrinken. Het is een stuk veiliger om eerst te oefenen in het ‘lage water’ van de kunst. De kunst is namelijk zeer etherisch en beweeglijk van aard, maar het heeft tegelijk een vaste, materiële drager.

Aan de kunst kunnen we ons denken dus oefenen tot het sterk genoeg is om de sprong in het diepe (van de werkelijkheid) te wagen. Kunst is immers schijn, maar het is, zoals Rudolf Steiner zei, ware schijn. Alles wat we in de werkelijkheid vinden, vinden we weerspiegeld in de kunst. En juist in de spiegel van de kunst zien we hoe groot het verdrinkingsgevaar vandaag is. Het intellectuele denken heeft het gebied van de kunst betreden en … is daarin opgelost. Het heeft enerzijds de kunst ‘ondrinkbaar’ gemaakt en anderzijds heeft het zijn eigen structuur en helderheid verloren. Het volstaat om te lezen wat er vandaag over kunst wordt gezegd en geschreven om te beseffen dat het rationele denken hier kopje onder gaat. En dat is een verontrustend verschijnsel want het moderne denken wordt steeds sterker aangetrokken tot de wereld van de kunst, met ontstellende gevolgen voor allebei. Bovendien weerspiegelt deze evolutie wat ook in de werkelijkheid gebeurt: het rationele denken ‘verdrinkt’ in de steeds ‘etherischer’ of geestelijker wordende werkelijkheid en herschept die werkelijkheid in een chaos terwijl het zelf in toenemende mate ‘de geest geeft’.

Het beeld dat hier zichtbaar wordt, is dat van de bevruchting van een eicel door een zaadcel. Als gevolg van het binnendringen van de zaadcel (het rationele denken) ontstaat in de eicel (de levende werkelijkheid) een totale chaos. Die chaos – die nergens anders op aarde voorkomt – biedt de menselijke geest de kans om zich een lichaam te scheppen en te incarneren op aarde. Dat is wat vandaag op wereldschaal lijkt te gebeuren: de geestelijke wereld dringt (sinds het eind van het Kali Yuga) de aarde binnen en veroorzaakt daar een nooit geziene chaos. Die chaos biedt de mens de kans om een nieuwe wereld te scheppen. Maar daarvoor moet hij wel het hoofd boven water kunnen houden en zijn tegenwoordigheid van geest bewaren, want alleen het Ik kan een nieuwe wereld scheppen. Daar is vandaag echter niet veel van te merken. Het bewuste denken wordt vertroebeld door een wild gevoelsleven, met als gevolg dat de wil stuurloos wordt. De kunstwereld biedt ons geen soelaas: de chaos is daar zo mogelijk nóg groter. En toch. Als we goed kijken, zijn in die diepe artistieke duisternis lichtpuntjes te bespeuren, glimpen van een nieuwe wereld waarin een scheppende geest aan het werk is.

Deze zeldzame ‘sterren aan de hemel’ schitteren als edelstenen, maar ze zijn alleen zichtbaar voor wie de duisternis van onze tijd onder ogen wil zien, zowel in uiterlijke als innerlijke zin. Deze unieke kunstwerken worden alleen waargenomen door een wakker denken dat in staat is onder te duiken in de droomwereld van de gevoelens zonder daarin te verdrinken. Dit waarnemen bestaat uit twee ‘fasen’: eerst moeten we in die intense gevoelswereld willen duiken en dat is al een eerste grote drempel. De ‘hedendaagse’ kunst, die onze honger naar de geest schijnbaar bevredigt, heeft ons geleerd onszelf hermetisch af te sluiten van onze gevoelens en enkel maar na te denken over kunst. Het kost ons dan ook ontzettend veel moeite om die koudwatervrees te overwinnen. Maar als we erin slagen die eerste drempel te nemen, staan we voor een tweede drempel: we moeten geestelijk actief worden, we moeten nuchter beginnen nadenken. Dat is niet eenvoudig als je verwoed spartelt om het hoofd boven water te houden. Maar naarmate we erin slagen orde te scheppen in deze chaos, beginnen deze kunstwerken te schitteren als een diamant die geslepen wordt.

Het is een wonderlijke ervaring om hun licht te zien stralen in de duisternis, want we zijn medeschepper van dat licht. Het schijnt pas wanneer we het zien. En dat ‘zien’ is niet het passieve waarnemen zoals we dat kennen in de materiële werkelijkheid die ons kant en klaar gegeven is. Het is een actief zien, dat geboren wordt uit de bewuste en vrijwillige verbinding van denken en voelen. Dat denken hebben we ontwikkeld in de wetenschap, het voelen in de kunst. En die ontwikkeling was maar mogelijk dankzij hun strenge scheiding: geen gevoelens in de wetenschap, geen denken in de kunst. Nu moeten we die twee apart opgegroeide – en extreem tegengesteld geworden – vermogens weer met elkaar verbinden, en dat vergt een uiterste Ik-inspanning waarbij ons hele wezen betrokken is. Die inspanning kunnen we alleen opbrengen uit liefde, liefde voor de kunst, liefde voor de werkelijkheid. Die liefde is dan ook het wezen van ons ‘zien’: we zien met ons hart, een hart dat niet alleen voelt maar ook denkt, een hart dat zintuig wordt. En dit ‘ziende’ hart is van dezelfde aard als de kunstwerken, want alleen het gelijke ziet het gelijke. Dat maakt dit zien zo wonderlijk: het is tegelijk een gezien worden.

Dit gezien-worden is een derde drempel, die beide andere omvat. Kijken naar een kunstwerk en opeens beseffen dat men zelf door dat kunstwerk bekeken wordt: er is minder nodig om een mens van slag te brengen. En dat is eigenlijk wat vandaag op grote schaal gebeurt: de moderne mens gaat, zonder het te beseffen, over de drempel. Hij komt in contact met een werkelijkheid die hij niet enkel waarneemt maar waardoor hij ook waargenomen wordt. En dat schokt zijn ziel. Hij probeert wanhopig zijn gezicht te redden, maar innerlijk raakt hij steeds meer in paniek. Daarom is het een godsgeschenk dat er kunstwerken bestaan die de mens de gelegenheid geven om te wennen aan dit samenvallen van zien en gezien worden. Het zijn scheppingen van een christelijke geest, een geest die zich niet opdringt maar de mens alle ruimte en vrijheid geeft om in zijn eigen tempo te leren ‘zwemmen’. Ze zijn uitdrukking van een liefde die ons veel beter kent dan we onszelf kennen en die aan ons verschijnt als waarheid en schoonheid in één. Het kost ons grote moeite om te geloven in een dergelijke liefde, maar wanneer we ons die moeite getroosten, worden deze kunstwerken tekens van hoop in een wereld die ten onder gaat.”
Voor een schrikkeldag lijkt me dit wel weer even genoeg... O ja, toch dit nog even. Bijna zou ik het weer vergeten. Ik heb al een tijdje een nieuwe tekst als header. Kijk hierboven maar eens. Hij luidt nu zo, ik ben benieuwd wat u ervan vindt. Na ‘Antroposofie in de pers’ volgt er, en dat is een nieuwigheid na bijna acht jaar:
Bedoeld is: antroposofie in de media. Maar ook: in de persbak van de wijngaard, met voeten getreden. Want antroposofie verwacht uitgewrongen te worden om tot haar werkelijke vrucht door te dringen. Deze weblog proeft de in de media verschijnende antroposofie op haar, veelal heerlijke, smaak, maar laat problemen en controverses niet onbesproken.

Geen opmerkingen:

Labels

Over mij

Mijn foto
(Hilversum, 1960) – – Vanaf 2016 hoofdredacteur van ‘Motief, antroposofie in Nederland’, uitgave van de Antroposofische Vereniging in Nederland (redacteur 1999-2005 en 2014-2015) – – Vanaf 2016 redacteur van Antroposofie Magazine – – Vanaf 2007 redacteur van de Stichting Rudolf Steiner Vertalingen, die de Werken en voordrachten van Rudolf Steiner in het Nederlands uitgeeft – – 2012-2014 bestuurslid van de Antroposofische Vereniging in Nederland – – 2009-2013 redacteur van ‘De Digitale Verbreding’, het door de Nederlandse Vereniging van Antroposofische Zorgaanbieders (NVAZ) uitgegeven online tijdschrift – – 2010-2012 lid hoofdredactie van ‘Stroom’, het kwartaaltijdschrift van Antroposana, de landelijke patiëntenvereniging voor antroposofische gezondheidszorg – – 1995-2006 redacteur van het ‘Tijdschrift voor Antroposofische Geneeskunst’ – – 1989-2001 redacteur van ‘de Sampo’, het tijdschrift voor heilpedagogie en sociaaltherapie, uitgegeven door het Heilpedagogisch Verbond

Mijn Facebookpagina

Translate

Volgers

Totaal aantal pageviews vanaf juni 2009

Populairste berichten van de afgelopen maand

Blogarchief

Verwante en aan te raden blogs en websites

Zoeken in deze weblog

Laatste reacties

Get this Recent Comments Widget
End of code

Gezamenlijke antroposofische agenda (in samenwerking met AntroVista)