Bedoeld is: antroposofie in de media. Maar ook: in de persbak van de wijngaard, met voeten getreden. Want antroposofie verwacht uitgewrongen te worden om tot haar werkelijke vrucht door te dringen. Deze weblog proeft de in de media verschijnende antroposofie op haar, veelal heerlijke, smaak, maar laat problemen en controverses niet onbesproken.

zondag 13 januari 2013

Catechismus

Dagblad Trouw had gisteren op de voorpagina van zijn zaterdageditie een aankondiging van een speciaal thema in het katern ‘Letter & Geest’:
‘Kleine catechismus van het groene geloof

Trouws Duurzame 100 zijn profeten van het groene evangelie. Lodewijk Dros en Wilfred van de Poll schreven een “groene catechismus” waarin ze het duurzaamheidsgeloof uitleggen.

We moeten niet alleen aan de ledlamp, maar ook op zoek naar “nieuwe waarden, beelden en idealen”, naar bekering en verbinding.

Filosoof Jaffe Vink gruwt van het groene geloof, Trouw-hoofdredacteur Willem Schoonen is er juist blij mee.’
Dat is natuurlijk een lekker opruiende aankondiging, altijd goed voor de losse verkoop. Op de voorpagina van het katern Letter & Geest staat te lezen:
‘Wij eren de Aarde

Duurzaamheid is de nieuwe religie’
Vrijdagmiddag gaf Trouw op de website al iets van deze special prijs, met ‘Duurzaamheid is de nieuwe religie’ van Lodewijk Dros:
‘Herman Wijffels, koningin Beatrix: het zijn toppers van duurzaam Nederland. Trouw-redacteuren Lodewijk Dros en Wilfred van de Poll onderzochten de ideeën van de Duurzame Honderd en andere groene prominenten. Ze ontdekten dat hun boodschap religieus is en stelden een groene catechismus op onder de titel “Wij eren de Aarde”.

Uit interviews, toespraken en publicaties van de groene smaakmakers blijkt dat hun opvattingen religieus zijn. Ze zijn sterk beïnvloed door de christelijke traditie. De Groene Catechismus lijkt dan ook wel wat op een klassieke christelijke catechismus, maar Jezus zit er niet in en God is vervangen door Aarde.

Het groene geloof zit vol apocalyptische beelden, schuldgevoel en zendingsdrang. Duurzaamheid is namelijk een “heilige opdracht” (koningin Beatrix). We moeten niet alleen aan de ledlamp, maar ook op zoek naar “nieuwe waarden, beelden en idealen”, naar bekering en verbinding.

In een reactie laat de Utrechtse hoogleraar Klaas van Egmond (nummer vier in Trouws Duurzame Honderd en volgens de jury de “slimste” van allemaal) weten dat hij het met de groene catechismus “hartgrondig eens” is. Hij noemt het duurzame denken “de ideologie die alle andere ideologieën overbodig maakt”.

Filosoof Jaffe Vink en Trouw-hoofdredacteur Willem Schoonen reageren morgen in Trouws katern Letter&Geest. Vink gruwelt van het groene geloof dat hem veel te somber is. Schoonen is er wel enthousiast over. “Ik vind dat religieuze aspect juist aantrekkelijk. En zelfs onmisbaar voor het streven naar duurzaamheid.”

Een voorproefje op de publicatie van morgen: 1. Wat is het ultieme doel in ons leven?
Klaas van Egmond is inderdaad een slimmerd: je gaat natuurlijk nooit tegen zo’n massieve vaststelling in, maar buigt erin mee en buigt hem zo om naar je eigen richting. Inmiddels is gisteren en vandaag alles uit dit katern over het groene geloof online gezet. Bekenden als Herman Wijffels en Klaas van Egmond zijn hier al langsgeweest. Maar ook Peter Blom ontbreekt niet. Zo lezen we in ‘De bronnen van de Groene Catechismus’ van de hand van Lodewijk Dros:
‘De citaten, parafrases en ideeën die samen de groene catechismus vormen, zijn vooral geïnspireerd op teksten van vooraanstaande mensen uit Nederlands duurzame wereld, namelijk de Duurzame Honderd.

Onder hen bevinden zich zeven personen die door Trouw als “charismatische visionairs” zijn bestempeld: Klaas van Egmond, Herman Wijffels, Peter Blom, Jan Rotmans, Peter Bakker, Louise Fresco en koningin Beatrix. Alleen Fresco en Bakker passen niet in het beeld van de groene catechismus; zij zijn pragmatischer. Matthijs Schouten en Wouter van Dieren, nu “experts” (juryleden) van de Duurzame Honderd en voordien onbetwistbare voorlieden onder deze 100 Nederlanders, horen bij dit collectief van visionairs.

Volgens Van Egmond (Trouw: “waarschijnlijk de slimste in onze lijst”) kunnen we alleen met een nieuw, “integraal mens- en wereldbeeld” de crises te lijf. Zijn analyse kreeg bijval van Peter Blom en Herman Wijffels.

Een belangrijke bron van inspiratie vormt het Handvest van de Aarde (2000), een document dat enthousiast wordt uitgedragen door Herman Wijffels, Matthijs Schouten, Klaas van Egmond, Peter Blom, Jan Pronk en Ruud Lubbers (Lubbers: het Earth Charter is “een holistische en inclusieve grondwet”; in 2010 was hij nummer 6 van de DH).

Duurzaamheid heet in dit Handvest een “heilige plicht”. Koningin Beatrix omarmde dit document in haar Kersttoespraak 2011, waardoor zij voor het eerst doordrong tot de DH. Beatrix’ zus Irene (nu even uit de Duurzame Honderd verdwenen) hoort ook bij de propagandisten van het Handvest.’
In ‘Heilige plicht. Kleine catechismus van het groene geloof’ zijn alle geloofsartikelen netjes samengevat door Lodewijk Dros en Wilfred van de Poll. En klikken op elk artikel biedt weer extra informatie en commentaar. Bijvoorbeeld het eerste artikel, waar hierboven al naar werd verwezen: ‘1. Wat is het ultieme doel in ons leven?
‘Dat is leven uit het besef dat we met hoofd en hart en handen deel zijn van de Aarde. Dat we niet op onszelf staan, maar verbonden zijn met alles om ons heen, met aarde, water, lucht en vuur, en met de generaties die na ons komen.

“Het besef dat alles en iedereen met elkaar verbonden is. dat we één leefsysteem zijn en dat alles elkaar beïnvloedt”, aldus Our Common Future 2. over “spiritualiteit”. “Hart, hoofd en handen” zijn ontleend aan Transition Towns Nederland, zie ook vraag 14.

Aarde, geschreven met een hoofdletter, is alomtegenwoordig; bijvoorbeeld in het Handvest van de Aarde. Het begin van de Aarde opgevat als een zelfstandig, levend organisme ligt in het werk van James Lovelock, die de planeet “Gaia” noemde en zodoende van een geslacht voorzag. Het was een meisje.’
Hoofd, hart en handen, waar kennen wij dat ook alweer van? Niet van Transition Towns in ieder geval... Maar toch mooi dat het zo is opgepikt. Ik geloof trouwens dat er ondertussen geen school in Nederland meer is die hoofd, hart en handen van de kinderen niet wil stichten. Alles mooi en wel, maar met harmonie kun je geen krant vullen. Dus geven beide redacteuren in ‘Groen geloof. Nou én?’ hun algemene en kritische commentaar op de bevindingen. Men stelt vast dat ‘het duurzame vertoog een wezenlijk godsdienstig karakter’ heeft. En ja, dan gaat het snel; als het een religie is, dan is er natuurlijk ook meteen gevaar voor onderdrukking:
‘De groene catechismus is doordesemd van christelijk denken; zo geseculariseerd is de westerling niet. Maar al klinkt de duurzame boodschap in de polder vriendelijk, het is een denken met potentieel totalitaire trekken.’
Jaffe Vink trekt deze lijn nog eens lekker sceptisch door met ‘Lang leve de vooruitgang’. Maar hoofdredacteur Willem Schoonen blijkt milieuhygiëne in Wageningen gestudeerd te hebben en ventileert in ‘Duurzaamheid moet een religie zijn’ daarentegen een heel andere, genuanceerde opinie. Hoe dan ook, dit katern is zo een mooie bijdrage aan de discussie. Rechtstreekse feedback waar je rekening mee kunt houden. Tegelijkertijd liet op dezelfde dag van gisteren Richard van de Crommert op de voorpagina van De Telegraaf nog een sterke opinie horen in ‘Bio schaadt milieu’:
‘“Biologisch voedsel is helemaal niet goed voor het milieu.” Dat stelt Aalt Dijkhuizen, de topman van de Universiteit van Wageningen, die de aanval heeft geopend op de plofkipacties van Wakker Dier. Hij noemt de acties “merkwaardig”. Volgens hem is biologisch voedsel “lang niet het meest duurzaam”. Sterker nog, biologisch voedsel is duurder, niet bewezen gezonder en juist slechter voor het milieu.

“Vaak wordt biologisch gezien als het meest duurzaam”, laat Dijkhuizen weten. “Dat is wat betreft het gebruik aan grondstoffen en uitstoot van broeikasgassen per kilogram product aantoonbaar onjuist. Met biologisch boeren heb je meer voer nodig. Dat betekent meer grond en grondstoffen per eenheid melk, vlees of eieren. En ook meer uitstoot aan broeikasgassen.”

Actiegroepen als Wakker Dier proberen supermarkten te dwingen te kiezen voor minder kippenvlees uit de gangbare veehouderij. De Facebookpagina van Albert Heijn wordt overstelpt met georkestreerde oproepen om snel te stoppen. “Dat vind ik een merkwaardige ontwikkeling”, zegt Dijkhuizen. “Want de Nederlandse veehouderij is de schoonste ter wereld.”
Lees meer in De Telegraaf van vandaag.
Hij kon meteen gisteren op repliek rekenen van Bavo van den Idsert, directeur van Bionext, die op de website van deze belangenorganisatie schreef over ‘Wetenschappers op de bres voor de bio-industrie: heel erg retro’.
‘Dijkhuizen en Rabbinge, de twee Wageningse wetenschappers die zich altijd hebben ingezet voor grootschalige high-tech landbouw en voeding, pleiten in de Telegraaf voor de bio-industrie. Het argument is dat intensieve veehouderij minder voer nodig heeft en dus duurzamer is. Plofkip die in 30 dagen volgepropt wordt met super-krachtvoer, koeien die de stal niet meer uitkomen en opgevoerd worden tot melkmachines van 10.000 liter per jaar, het is allemaal veel duurzamer volgens de wetenschappers. En bovendien, zeggen zij, hebben we die superproductie nodig om de groeiende wereldbevolking te voeden. Genoegen nemen met minder intensieve productie wordt door Rabbinge zelfs immoreel genoemd. Dat dit gepaard gaat met dierenleed, veel antibioticagebruik, torenhoge landbouwsubsidies, gigantische bodem- en watervervuiling, grote onevenwichtigheid in de verdeling van de opbrengsten in de voedingskolom en eindeloos technisch onderzoek aan de Wageningse Universiteit om dit kunst en vliegwerk in stand te houden, who cares?

En dat de onderbouwing van deze wetenschappers gepaard gaat met vertekening van de werkelijke feiten en cijfers, dat moeten we op de koop toe nemen. De levenscyclusberekeningen waaraan Dijkhuizen refereert laten belangrijke meetpunten buiten beschouwing.

Ook het neersabelen van het gezondheidsaspect van biologisch vlees klopt natuurlijk niet. Alleen al de enorme overdosis antibiotica waar het intensieve vlees ons mee vergiftigd heeft, heeft tot antibioticaresistentie geleid bij meer dan een miljoen mensen in Nederland. Als zij een ernstige infectie oplopen hebben ze geen baat meer bij antibiotica en moeten zij vrezen voor hun leven. Je moet wel blind zijn als wetenschapper om dit over het hoofd te zien.

Dijkhuizen en Rabbinge vertegenwoordigen een generatie wetenschappers die hun eigen paradigma uit de jaren zestig koste wat kost overeind willen houden. Dat is het geloof in eindeloze productievermeerdering, waar Eurocommissaris Mansholt alle ruimte aan gegeven heeft. Dat gebeurt nu onder de vlag van het wereldvoedselvraagstuk, wat nooit het doel is geweest van de voedingsindustrie en ook nooit zal worden. Als dit het werkelijke doel was geweest, dan was er naast een miljard hongerende mensen in ontwikkelingslanden niet een miljard mensen met overgewicht in het Westen geweest.

Mansholt kwam later in zijn leven tot het inzicht dat hij fout zat en bepleitte terugkeer naar kleinschaliger landbouw. Het is niet voor niets dat de biologische landbouw de laatste tien jaar wereldwijd meer dan verdubbeld is in omvang en omzet, terwijl juist veel duurzaamheidsaspecten van de biologische landbouw zijn geïntegreerd in de gangbare landbouw. Steeds meer mensen kiezen voor de menselijke maat en willen weten wat ze eten. Biologisch is vooral natuurlijk, zonder kunst- en vliegwerk, zowel in de teelt als in de verwerking. Is dit immoreel? Afgelopen week werd een Britse studie gepubliceerd met een nauwkeurige berekening van de voedselverspilling wereldwijd. Die ligt tussen de 30 en 50%. Daarnaast is er het probleem van de overconsumptie. Dat is zichtbaar is in de vorm van obesitas en andere welvaartsziekten. Volgens de Wereld Gezondheid Organisatie (WHO) sterven er wereldwijd inmiddels al meer mensen door overgewicht dan door ondergewicht.

Echt immoreel is de combinatie van ongebreidelde productie met steun van subsidies, grootschalige voedselverspilling en de dramatische wereldwijde toename van overconsumptie en welvaartsziekten. Daar zou een nieuwe generatie Wageningse wetenschappers zich druk over moeten maken, gefaciliteerd door goed overheidsbeleid. Ondertussen blijven de biologische boeren doen waar ze goed in zijn: smaakvolle producten maken in evenwicht met de natuur van bodem, plant, dier en mens. Voor steeds meer consumenten die dat weten te waarderen. En dat ondanks de hogere prijs, die overigens veel dichter bij de “plofkip prijs” zou liggen als de maatschappelijke schade van de bio-industrie in het product mee berekend zou worden.’
Iets heel anders is de tweet die Erik Baars donderdag 10 januari de wereld in zond:
Erik Baars‏@Lectoraat_AG

CQ-Index Antroposofische Gezondheidszorg goedgekeurd door CKZ! Download rapport over constructie en validering: http://lnkd.in/n-8TKH
De link leidt naar deze publicatie:
‘Koster, E.B., Ong, R.R.S., Heybroek-Bellwinkel, R., Baars, E.W. (2012). CQ-Index Antroposofische Gezondheidszorg. Constructie en validering. Leiden: Hogeschool Leiden.’
In het voorwoord lezen we:
‘In 2008 kwam binnen het lectoraat Antroposofische Gezondheidszorg van Hogeschool Leiden het idee op om een CQ-Index Antroposofische Gezondheidszorg (AG) te ontwikkelen en te valideren. In een tijd waarin de positie van de patiënt in de gezondheidszorg steeds belangrijker wordt, er steeds meer behoefte is aan objectieve, wetenschappelijke en toegankelijke informatie over de kwaliteit van de zorg, en er tevens een toenemende vraag naar wetenschappelijke verantwoording van de antroposofische gezondheidszorg in het algemeen is, lag het voor de hand dit project te initiëren.

Het doel van het project was dan ook om een CQ-Index te ontwikkelen en te valideren, waarmee zowel de klantervaringen met de algemene aspecten van de zorg als met de specifieke aspecten van de antroposofische gezondheidszorg gemeten konden worden. Met behulp van deze informatie kunnen de klantervaringen met de antroposofische eerstelijnszorg als geheel, met de afzonderlijke zorginstellingen en met de verschillende zorgprofessionals gemeten worden. Indien gewenst kan tevens een vergelijking in klantervaringen tussen zorginstellingen onderzocht worden. Aangezien er reeds de gevalideerde CQ-Index Huisartsenzorg Overdag was, werd besloten om deze als uitgangspunt te nemen en deze aan te vullen met vragen die de klantervaringen met de specifieke aspecten van de antroposofische gezondheidszorg in kaart konden brengen. Nadat de financiering rond was, ging in 2008 het project van start. Met input van de wetenschappelijke ontwikkelgroep (WOG) en wetenschappelijk adviesraad (WAR) van het Centrum Klantervaring Zorg (CKZ) en samen met afgevaardigden van de diverse stakeholders uit de antroposofische gezondheidszorg is in de afgelopen vier jaar intensief aan dit project gewerkt.

Eind 2012 is er veel bereikt. Het empirisch onderzoek is afgerond en de definitieve CQ-Index AG is vastgesteld. Evi Koster, de centrale onderzoeker in dit project, is gestart met haar promotieonderzoek met als thema ‘de bijdrage van de antroposofische gezondheidszorg aan de invulling van het concept patiëntencompetentie en aan de individuele health promotion van patiënten’. De voorgenomen wetenschappelijke publicaties over de CQ-Index zullen onderdeel gaan uitmaken van het proefschrift.

Met de gevalideerde CQ-Index AG kunnen in de komende jaren metingen verricht worden naar klantervaringen met eerstelijns AG zorginstellingen en met zelfstandige beroepsbeoefenaren. Deze kunnen hiermee verantwoording afleggen van de kwaliteit van de door hen geboden zorg aan patiënten.

Dankzegging

Een project met een omvang als dit kan alleen door middel van bijdragen van veel verschillende personen en organisaties gerealiseerd worden. Al deze personen en organisaties willen we bij deze heel hartelijk bedanken voor hun bijdrage.

Als eerste gaat onze dank uit naar onze partner in dit onderzoek, Antroposana, en daarbij in het bijzonder naar Laurine van Höevell en Lia Kemerink die beiden als directeur van Antroposana mede aan de basis hebben gestaan van dit onderzoek. Ten tweede gaat onze dank uit naar de medewerkers van alle betrokken huisartspraktijken en de patiënten van deze huisartspraktijken die de vragenlijst hebben ingevuld, zonder wiens medewerking dit onderzoek niet uitgevoerd had kunnen worden. In het bijzonder gaat onze dank uit naar huisarts Christof Zwart. Zijn inzet is onmisbaar geweest bij het extraheren van de benodigde gegevens uit de verschillende HuisartsInformatieSystemen.

Onze dank gaat ook uit naar de leden van de focus- en projectgroepen (in alfabetische volgorde): Petra Alkema, Cia ten Brinke, Gerard Bunnik, Monique Collee, Maria Dudink, Lars van Hall, Laurine van Höevell, Carry Hummels, Lia Kemerink, Henk Verboom, Atty van der Voet en Madeleen Winkler voor alle betrokkenheid, feedback en het dragen van de beslissingen rondom het vormgeven van het vragenlijst. Gerard Bunnik willen we hierbij nog apart bedanken voor het werk dat hij verricht heeft bij de analyses van de open vragen.

Daarnaast gaat onze dank uit naar alle besturen en betrokken zorgverleners van de beroepsverenigingen, de Nederlandse Vereniging van Antroposofische Artsen, de Nederlandse Vereniging voor Kunstzinnige Therapieën op antroposofische grondslag, de Nederlandse Vereniging van Antroposofische Fysiotherapeuten, de Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland, afdeling Antroposofische Zorg, de Nederlandse Vereniging voor Diëtisten werkzaam vanuit de Antroposofie, de Nederlandse Vereniging voor Euritmietherapie, de Nederlandse Vereniging ter bevordering van Antroposofische Psychotherapie, en de Beroepsgemeenschap van Psychosociale Hulpverleners vanuit de Antroposofie, voor alle geleverde feedback op de vragenlijst.

Ook willen wij op deze plek het Centrum Klantervaring Zorg en hun Wetenschappelijke Adviesraad bedanken voor alle medewerking en feedback bij de ontwikkeling van deze CQ-Index AG. Ook Stichting Miletus en hun Huisartsen Werkgroep willen we graag bedanken voor hun bijdrage aan de ontwikkeling van deze vragenlijst.

Als laatste gaat onze grote dank uit naar alle financiers die, naast deelfinanciering vanuit het lectoraat Antroposofische Gezondheidszorg zelf, dit project mede mogelijk hebben gemaakt: Antroposana, de Iona Stichting, het Bernard Lievegoed Fonds, Laurine van Höevell en de voormalige patiëntenvereniging Hesperis.

December 2012
Dr. Erik W. Baars, projectleider’
Dan heb ik nog deze ‘Homoseksualiteit natuurlijk’:
‘Ontmoetingsweekend
Homoseksualiteit binnen de Christengemeenschap
natuurlijk, maar hoe dan?

Vrijdag 25 januari tot en met zondag 27 januari 2013
Andrieskerk, Amsterdam

Het kerkgenootschap de Christengemeenschap is een beweging tot religieuze vernieuwing, gesticht in 1922 in Zwitserland, met vestigingen van lokale gemeenten op alle continenten.’
Klik ik door, dan lees ik:
‘Een ontmoetingsweekend voor iedereen die zich bij dit thema betrokken voelt.

Veel homoseksuele mensen die zich thuis voelen in de Christengemeenschap leven met vragen over dit thema.
Deze vragen kunnen we dit weekend bespreken.

Dit zijn vragen als:
– Hoe ervaar jij jezelf als homoseksueel in de Christengemeenschap?
– Welke weg ben je daarmee gegaan?
– Wat betekent de Christengemeenschap voor jou en hoestaat dat in relatie tot jouw homoseksualiteit?
– Hoe komt het dat het huwelijkssacrament niet beschikbaar is voor homoseksuele en lesbische paren?
– Wat kan de Christengemeenschap wél betekenen voor mensen van hetzelfde geslacht die hun huwelijk in deze geloofsgemeenschap willen vieren?
– Wat kunnen we leren over het mannelijke en het vrouwelijke aspect van mensen en over de verbinding tussen beide, wanneer we ons verdiepen in de huwelijkswijding, als een van de zeven sacramenten in de Christengemeenschap?

Inhoudelijke bijdragen:

Craig Wiggins, geestelijke te San Francisco
Dick van der Vlugt, psychosociaal hulpverlener te Groningen
Marianne de Nooij, geestelijke te Amsterdam’
Als laatste bericht vandaag een follow-up van zondag een week geleden in ‘Provisorisch’, namelijk een verslag van een boekpresentatie (afgelopen dinsdag 8 januari gemeld in ‘Parsifal’) door de ons welbekende Wolfgang G. Vögele, vrijdag 11 januari bij News Network Anthroposophy Limited (NNA) gepubliceerd als ‘Diener der fortschreitenden Geister’:
‘Peter Selg stellte in Dornach seine dreibändige Steinerbiographie vor. NNA-Korrespondent Wolfgang G. Vögele nahm an der Buchvernissage teil und gibt hier seine Eindrücke wieder. NNA wird demnächst eine Rezension des Werkes bringen.

Dornach (NNA) – Mehrere hundert Interessenten versammelten sich am 8. Januar 2013 im Schreinereisaal des Goetheanums, wo Peter Selg einen Vortrag über Entstehungsgeschichte und Intentionen seiner soeben erschienenen dreibändigen Steinerbiographie hielt. Der Autor verstand es, die Neugier an diesem umfangreichen Werk zu wecken, so dass nicht wenige der Zuhörer am Büchertisch die Gelegenheit wahrnahmen, es zu erwerben.

Schon vor Jahren hatte der Leiter des Ita Wegman-Instituts und Professor an der Alanus-Hochschule den Entschluss gefasst, eine Biographie Rudolf Steiners zu schreiben, die den inneren Werdegang dieses “Geistesriesen”, wie ihn sein Schüler Alfred Meebold einmal nannte, nachzeichnen sollte. Selgs Vorhaben gewann neue Aktualität, nachdem im Jubiläumsjahr 2011 drei Biographien ein breites öffentliches Echo gefunden hatten, die Steiners Leben und Werk teilweise nach historisch-kritischer Methode untersuchten (M. Gebhardt, H.Ullrich und H. Zander) die aber nach Ansicht Selgs nicht nur am Wesentlichen, nämlich der spirituellen Dimension, vorbeigingen, sondern auch zu einer “Deformation” des Steinerbildes in der Öffentlichkeit beitrugen.

Anders als bei Helmut Zander, der seinem Untertitel zufolge “die” Biographie Steiners liefern wollte, bezeichnet Selg sein nunmehr vorliegendes Werk trotz seines Umfangs als einen bescheidenen “Beitrag”. Zwei bedeutende Persönlichkeiten hätten bei seiner Biographie Paten gestanden: Andrej Belyj, dessen Todestag man heute begehe, sei mit seinem in Sowjetrussland entstanden Buch “Verwandeln des Lebens” Steiners erster großer Biograph geworden. Der zweite sei Christian Morgenstern, der für das volle Erfassen der Anthroposophie die “lebendige persönliche Bürgschaft Rudolf Steiners” benötigte. So sei es auch Selg ergangen. Immer wieder habe er sich in die Memoirenliteratur vertieft, um das Werk Steiners mit dessen Persönlichkeit zu verknüpfen. Diese Erinnerungen von Schülern Steiners seien neben allem Anekdotischen auch ernst zu nehmende Zeugnisse Verstorbener, denen gegenüber man zu Respekt verpflichtet sei.

Forscher wie Kurt Franz David hätten ebenso zur Erhellung von Steiners Lebensgang beigetragen wie die jahrzehntelange Forschungsarbeit der Rudolf Steiner Nachlassverwaltung. Selg erwähnte als Beispiel die “Beiträge zur Rudolf Steiner Gesamtausgabe” und würdigte namentlich die Arbeiten von Hella Wiesberger und Alexander Lüscher.

Nicht letzte Privatgeheimnisse schamlos zu enthüllen, sondern Steiner für kommende Generationen lebendig werden zu lassen, sei sein Anliegen gewesen, meinte Selg. Auch sein Vorläufer, der Steinerbiograph Christoph Lindenberg, habe den Schwerpunkt manchmal noch zu sehr auf das Exoterische gelegt. Spätere Jahrhunderte würden Steiners Vita und ihre Brisanz besser verstehen, so wie sich auch unser Goethebild im Laufe zweier Jahrhunderte immer wieder erweitert und verändert habe. Allein Steiners zeitgeschichtliche Warnungen seien noch viel zu wenig gewürdigt worden: Er habe viele Fehlentwicklungen politischer und ökonomischer Art präzise vorausgesehen (etwa die Finanzmisere). Steiners Skepsis gegenüber der parlamentarischen Demokratie seiner Zeit sei kein Beleg für Demokratiefeindlichkeit, sondern eine realistische Einschätzung der weiteren Entwicklung gewesen. In einem Jahrhundert der Extreme, das zum Totalitarismus neigte, habe Steiner konkrete Wege zur Überwindung dieser Gefahren aufgezeigt.

Selg meinte, sein Buch biete exoterisch nichts Neues, etwa aus Steiners Privatleben. Sondern es wolle zeigen, wie Steiner sprach und handelte, gemäß der Maxime in dessen Autobiographie: “Allein mir scheint, daß dies Persönliche durch die Art, wie man spricht und handelt, zur Offenbarung kommen muß, nicht durch das Hinblicken auf die eigene Persönlichkeit.” Steiners Zeitgenossen wie etwa Wilson, Ludendorff, Max von Baden lebten heute nur noch blass und abstrakt im Bewusstsein der jungen Generation. Um diese Persönlichkeiten lebendig werden zu lassen, habe er manches Zeitgeschichtliche studieren müssen.

Keine Polemik

Selg hatte ursprünglich geplant, sich im Buchtext selbst mit den Steinerbiographen von 2011 auseinanderzusetzen. Das hätte jedoch im Gesamtduktus störend gewirkt. Dann habe er erwogen, diese Kritiker wenigstens in den Fußnoten zu nennen. Aber auch ein Nebeneinanderstehen von Namen verdienstvoller anthroposophischer Autoren und Namen wie Gebhardt wäre ihm vorgekommen wie eine Verletzung der Verstorbenen und eine unberechtigte Aufwertung der Kritiker. Zuletzt überlegte er, diese (notwendige) Polemik in das Vorwort zu verbannen, doch auch das sei ihm nicht möglich gewesen. So habe er ganz auf Polemik verzichtet, jedoch wenigstens ein paar Namen von Kritikern genannt. Er werde jedoch einmal in einer separaten Publikation den “Deformationen” Steiners entgegentreten, kündigte Selg an.

Vieles könne widerlegt werden, so etwa Mirjam Gebhardts Behauptung, Steiner habe sich vor dem Abhalten des Nationalökonomischen Kurses gezwungen gesehen, erst einen “Crashkurs” in diesem Fach zu absolvieren, um dann die Vorträge aus der Tasche zaubern zu können. Wahr sei hingegen, dass sich Steiner seit den 1880er Jahren eingehend mit sozialen und ökonomischen Theorien beschäftigt habe.

Selbstzeugnisse ernst nehmen

Selg habe Steiners Intentionen herausarbeiten wollen und daher – im Gegensatz zu historisch-kritischen Biographen – auch die Selbstzeugnisse als historische Dokumente ernst genommen. Schon der Philosoph Hamann habe Kant ermahnt: “Sie müssen mich fragen, nicht sich, wenn Sie mich verstehen wollen.” Selg habe sich auch an den Empfehlungen orientiert, die Steiner für das Schreiben von Biographien gab: es solle ein Grundton der Liebe und Güte vorherrschen. Steiner selbst hat mehrere Biographien verfasst (über Schopenhauer, Uhland, Wieland usw.), in denen er versuchte, dieses Prinzip zur Geltung zu bringen. Ziel der Biographik sei es, den Selbstzeugnissen möglichst viel Raum zu geben. Die anglo-amerikanische Historiographie sei auf diesem Gebiet viel weiter als etwa die deutsche.

Kontinuität statt Kehrtwendungen

Beim Erarbeiten seines Werkes seien ihm die oft behaupteten weltanschaulichen Brüche und Kehrtwendungen Steiners immer mehr in den Hintergrund getreten und einem deutlichen Erlebnis der Kontinuität gewichen. Der schon als Kind spirituell hochbegabte Steiner habe in seiner Wiener Zeit unter dem Materialismus seiner Jugendfreunde gelitten. In Weimar und Berlin habe er die Realität der geistigen Welt neu erfahren, indem er durch Leiden und existentielle Krisen gehen musste. Erst dadurch konnte sich das Geistige mit seinem ganzen Wesen verbinden. Auch einem früh Initiierten bleiben leidvolle Erfahrungen nicht erspart, so Selg. Die zielgerichtete Kontinuität Steiners, mit der er sich gegen alle Widerstände behauptete, habe auf Selg einen überwältigenden Eindruck gemacht.

Zukunftsbezogenheit

Beeindruckend an Steiner sei auch das “unerschütterliche Vorwärts” in seinem Wirken, das schon Albert Schweitzer gewürdigt habe. Wenn auch vordergründig vieles “schief gegangen” sei (etwa die Dreigliederungs-Kampagne) und die Gegner ihn von allen Seiten bekämpften, habe sich Steiner doch immer als Diener der fortschreitenden Geister gefühlt. Er sei sich bewusst gewesen, dass viele seiner Anregungen erst in Zukunft zum Tragen kämen. Wichtig sei ihm auch die anthroposophische Gemeinschaft (Gesellschaft) gewesen. Aus gutem Grund habe er die Botschaft der Anthroposophie als “Welten-Pfingsten” bezeichnet. Mit einem Gedicht von Albert Steffen schloss der Redner seine Ausführungen.

Fragen wurden keine gestellt, vielleicht deshalb, weil niemand von den Anwesenden schon Selgs Werk gelesen hatte. Wie aus den “Mitteilungen aus dem anthroposophischen Leben in der Schweiz” hervorgeht, wird Peter Selg demnächst eine Reihe von Vorträgen in verschiedenen Schweizer Städten halten. Davon erhoffe man sich auch “die Korrektur mancher Entstellung, die durch die 2011 publizierten Biographien eingetreten ist.”

Peter Selg: Rudolf Steiner 1861-1925. Lebens-und Werkgeschichte. 3-bändige Kassette, 2148 Seiten, 220 Abbildungen. Arlesheim: Verlag des Ita Wegman Instituts. 2012. CHF 210.-; EUR 169.- ISBN: 978-3-905919-27-1’
‘NNA wird demnächst eine Rezension des Werkes bringen.’ Wij wachten natuurlijk in spanning af! Ik heb nog de hele tweede helft van dit driedelige boek te lezen, dus wie zal de eerste zijn...?


Update 14 januari, 17.00 uur:

Vanmiddag heeft Trouw ‘Milieudeskundige: Groene denken is zeker een ideologie’ geplaatst, waarbij Klaas van Egmond de milieudeskundige is. Hij mag nog eens uitgebreider commentaar leveren op de groene catechismus.
.

1 opmerking:

sassoc zei

Je citeert terecht Bavo van den Idsert, over Mansholt :
"Mansholt kwam later in zijn leven tot het inzicht dat hij fout zat" - -
In de aanvankelijke jaren van Mansholt in Nederland, daarna ook tijdens zijn jaren in Europa, heerste de algemene mening in landbouwkringen (toen al met uitzonderingen) dat groter gelijk stond aan beter, efficienter, meer opbrengst. Dat was eenvoudige boekhoudkundige berekening ; geen volumetrische speld tussen te krijgen.
Het (geciteerde) inzicht van Mansvelt kwam pas geruime tijd na zijn vetrek uit Brussel, zijn latere jaren als hereboer in Drente. Ook nu nog zijn de meeste landbouw-economen van mening dat groter = efficienter is - meer kilo,meer volume, meer geld, meer opbrengst en meer winst. Maar waar is de rekening van wat het heeft gekost en opgebracht ? Die is nooit opgesteld. Het inzicht van Mansholt kwam laat, zonder rekening erbij, en dat inzicht kwam ook niet bij iedereen.

Maar Herman Wijffels dan, dat "boegbeeld van duurzaamheid" ? HW, voormalig CEO van de Rabobank ? Is, en was, die bank niet de grootste financierder van de gangbare Nederlandse landbouw, onverlet de business elders in Europe en overzee ; met ABN-Amro als goede tweede ; aanzienlijke volumetrische businesses. Waar is de rekening voor deze mega-business over jaren ? Die is niet te vinden in de jaarlijkse financiele resultaten van beide "systeem"banken, de jaarlijkse financiele cijfers zitten vol met systeem-fouten. Over het foute inzicht wordt wel gepraat maar ernaar niet gehandeld, en zeker niet gerekend ; nog lang niet.
Ongetwijfeld is HW ook tot inzicht gekomen, gezien wat hij nu zegt en doet. Net als bij Mansholt - laat. Waar zijn de rekeningen ?

McNamara dan ; Vietnam, de Wereldbank ? Ook laat tot inzicht gekomen, geruime tijd ná Vietnam. Ook daar zijn geen rekeningen van.

Labels

Over mij

Mijn foto
(Hilversum, 1960) – – Vanaf 2016 hoofdredacteur van ‘Motief, antroposofie in Nederland’, uitgave van de Antroposofische Vereniging in Nederland (redacteur 1999-2005 en 2014-2015) – – Vanaf 2016 redacteur van Antroposofie Magazine – – Vanaf 2007 redacteur van de Stichting Rudolf Steiner Vertalingen, die de Werken en voordrachten van Rudolf Steiner in het Nederlands uitgeeft – – 2012-2014 bestuurslid van de Antroposofische Vereniging in Nederland – – 2009-2013 redacteur van ‘De Digitale Verbreding’, het door de Nederlandse Vereniging van Antroposofische Zorgaanbieders (NVAZ) uitgegeven online tijdschrift – – 2010-2012 lid hoofdredactie van ‘Stroom’, het kwartaaltijdschrift van Antroposana, de landelijke patiëntenvereniging voor antroposofische gezondheidszorg – – 1995-2006 redacteur van het ‘Tijdschrift voor Antroposofische Geneeskunst’ – – 1989-2001 redacteur van ‘de Sampo’, het tijdschrift voor heilpedagogie en sociaaltherapie, uitgegeven door het Heilpedagogisch Verbond

Mijn Facebookpagina

Translate

Volgers

Totaal aantal pageviews vanaf juni 2009

Populairste berichten van de afgelopen maand

Blogarchief

Verwante en aan te raden blogs en websites

Zoeken in deze weblog

Laatste reacties

Get this Recent Comments Widget
End of code

Gezamenlijke antroposofische agenda (in samenwerking met AntroVista)